Olympische Spelen

Olympische Spelen en wij, gewone stervelingen

 

Soms lijkt het voor ons, brekebenen, gewone boeren en buitenlui, alsof de atleten die meedoen aan de Olympische Spelen van een andere planeet komen. Niet alleen door hun outfit, maar nog meer natuurlijk door de ongelooflijke prestaties die er neergezet worden.

Records sneuvelen, wat tot voor kort onhaalbaar leek wordt toch gedaan en tot mijn verbazing zijn er een aantal erg jonge atleten die al medailles winnen!

 

Behalve dat ik er gewoon van geniet, realiseer ik me ineens hoe dit (toch!) mogelijk is: de combinatie 1: aanleg, 2: oefening, gecombineerd met 3: de juiste omgeving. Zo simpel is het. Natuurlijk moet je Talent hebben (de factor aanleg wordt geschat op zo’n 20%) én je moet de wil hebben om de top te behalen. Dat heeft lang niet iedereen die wel talent heeft.

Dan komt de oefening: herhalen, trainen, bijslijpen, de grenzen opzoeken, keer op keer. De gemiddelde topsporter komt pas een beetje op niveau als er minimaal 10.000 trainingsuren gemaakt zijn. In dat opzicht lijkt het wel op werken: met 30-40 uur per week, dan heb je er na een jaartje of 7 à 8 ook dat aantal ‘trainingsuren’ op zitten! Werkgevers willen graag iemand met ‘ervaring’.

 

Tot slot de omgeving. Bij topsporters heb je het over het team er omheen, de trainers (ja inderdaad vaak meerdere), soms mentale begeleiders (sportpsycholoog), artsen of andere medische begeleiders (fysiotherapeut, voedingsdeskundige), technische ondersteuning (materialen, bio-fysica, data-analisten) en uiteraard de onmisbare steun van ‘het thuisfront’. Alles moet kloppen om de sporter aan optimale prestaties te helpen, om de focus te houden en om op het juiste moment te pieken.

 

Ook hier zie ik onmiddelijk overeenkomsten met werksituaties van jou en mij. Niet alles tot in de puntjes, maar toch. Ook in een ‘gewone’ werksituatie zie je vaak dat er beter gepresteerd wordt als meerdere teamspelers samenwerken en elkaar aanvullen, als de ondersteuning (voeding, werkplek, verhouding inspanning-ontspanning, onderlinge werksfeer) afgestemd is op de werkzaamheden. Als vakkennis op peil wordt gehouden, als er aandacht voor de gezondheid van de medewerker is, als de financiële beloning in orde is en als er rekening gehouden wordt met de persoonlijk omstandigheden van de medewerker. Zo is er bijvoorbeeld steeds meer aandacht voor mantelzorg. Maar ook voor ‘wensen’ zoals ouderschapsverlof, eigen regie over verantwoordelijkheden en ontwikkelingsmogelijkheden.

 

Dat maakt dat er ook een soort ‘optimale omstandigheden’ zijn zodat er gepresteerd kan worden. De werknemer zit gewoon lekker in zijn of haar vel. Misschien niet op absoluut wereldtop niveau, maar toch. Het lijkt wel op elkaar. Hoe zit het bij jou/jullie op het werk?